Anne Westendorp is regiocoördinator IZA namens de gemeenten Rotterdam, Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel. Ze vertelt in het magazine 'Samen werken aan zorg en welzijn' over de aanpak in de regio Rotterdam.
Wie ben je en wat doe je binnen het IZA?
Ik ben Anne Westendorp. Ik werk voor de gemeente Rotterdam, waar ik verschillende rollen vervul. Een daarvan is de rol van regiocoördinator IZA namens de gemeenten Rotterdam, Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel.
Rotterdam-Rijnmond heeft net als de rest van Nederland een grote schaarste. De kosten rijzen de pan uit en er is een groot tekort aan personeel, terwijl de vraag naar zorg blijft toenemen. Ik kijk in de regio, samen met andere partijen, naar wat er nodig is langs de volle breedte van het IZA: problematiek in de WMO, de ggz, ouderenvraag-stukken, et cetera – echt het brede speelveld waar je als gemeente dicht tegenaan zit. Juist om een waterbedeffect te voorkomen, zoals de problematiek in de jeugdzorg die wordt verergerd door wacht-lijsten in de ggz. Dat gaat over wederkerigheid tussen domeinen. De transformatie moet geen verschuiving van medisch naar sociaal domein zijn, maar vooral een betere samenwerking en afstemming tussen beide domeinen tot gevolg hebben, met aandacht voor positieve gezondheid.
Hoe ziet de samenwerking in de regio er nu uit?
Er is een enorm gevoel van eigenaarschap bij regionale partijen als het over schaarstevraagstukken gaat. Het IZA heeft ons geholpen dit eigenaarschap collectiever te maken, en te laten samenkomen in de alliantie Samen Zorgen voor Morgen, waar alle sectoren en domeinen in vertegenwoordigd zijn. Binnen de alliantie zijn tien thema’s geïdentificeerd, met een bestuurlijk en tactisch eigenaar, elk met een eigen groep, die aan de lat staan voor uitwerking en concretisering van het regioplan. Bestaande netwerken worden hierin zoveel mogelijk benut.
Wat maakt deze transitie het lastigst?
Dat het stellen van prioriteiten hele moeilijke keuzes vergt. We zijn een regio met heel veel mooie initiatieven die bijdragen aan een toe-komstbestendige zorg en ondersteuning. Binnen onze tien thema’s werken we samen met dezelfde partijen, zoals welzijnspartijen of de huisartsen. Je kan van hen niet vragen om zestien plannen tegelijk te implementeren. Daarin overzicht houden, trechteren en keuzes maken, dat is echt een zoektocht.
Zijn jullie bij het aangaan van deze uitdagingen geholpen door middelen die binnen het IZA beschikbaar zijn?
Ja, maar het ontbreken van sommige randvoorwaarden en de onze-kere structuur waarin je als regio moet werken is lastig. Incidentele financiering zet druk op het opdrachtgeverschap van gemeenten. Enkele weeffouten maken het managen van capaciteit en de schaarste lastig. Als je niet oppast, focus je je vooral op alle hoepeltjes waar je door moet springen, in plaats van het grote plaatje. Dat is niet altijd behulpzaam. Wij willen echt de stip op de horizon houden. Als het IZA morgen stopt, dan moeten wij door kunnen.
Wat niet helpt is dat goedgekeurde transformatieplannen niet worden gedeeld. Zo missen we belangrijke informatie, wat ervoor zorgt dat we in alle regio’s opnieuw het wiel uit gaan vinden. Dat geld zou naar de daadwerkelijke interventies moeten gaan.
Wat wil je de komende jaren vasthouden?
Hoe wij werken vanuit de veranderkundige opgave onder de IZA-beweging, en we ons als samenwerkende partijen niet alleen richten op acties voor nu, maar ook op de duurzame verandering voor straks. Wat wij daarvoor nog meer nodig hebben zijn de randvoorwaarden om de gevolgen van investeren en transformeren duurzaam op te kunnen vangen. We moeten daarbij wel risico’s durven nemen. Daar is het systeem nu onvoldoende op ingericht. Vanuit die optiek vraag ik het BO IZA (red. bestuurlijk overleg IZA) hoe zij regio’s hierin kunnen ondersteunen. Welke randvoorwaar-den zijn nodig om risico’s wel te kunnen nemen? We hebben hierin de komende maanden écht meer succesverhalen nodig. Alleen zo kunnen we de energie vasthouden om samen de transitie te maken die zo enorm nodig is.